3.9.2 Eisen aan inrichting / meubilair

In het stroomschema 2 (zie onder paragraaf 3.7) wordt gesteld dat meubilair in gemeenschappelijke verkeersruimten, tevens vluchtroute vanuit woningen, is toegestaan. Daarbij wel de opmerking dat meubilair moet bestaan uit hout en/of metaal of uit certificaat blijkt dat ander materiaal (kunststof, riet, stoffering), voldoende brandveilig is.

figuur 26: overzicht van inventaris die wel en niet is toegestaan in de verkeersruimten

Voor stoffering van inventaris/meubilair (dus niet gordijnen of vitrages die vallen onder aankleding) gelden op basis van het Bouwbesluit overigens geen specifieke eisen. Gelet op de zorgplicht en restrisico-artikelen opgenomen in hoofdstuk 7 van het Bouwbesluit  (met name 7.10 en 7.16) is het echter van groot belang dat ook stoffering van inventaris / meubilair als aanwezig in gemeenschappelijke verkeersruimten niet gemakkelijk ontvlambaar is noch te veel rook kan produceren. Daarom dat het gewenst  is dat deze materialen voldoende brandveilig zijn. Indien genoemd wordt dat naast houten en metalen meubelen meubilair is toegestaan dat beschikt over een certificaat waaruit de brandveiligheid blijkt, wordt bijvoorbeeld bedoeld de NEN EN 1021-1 en -2.

  • NEN EN 1021-1: Meubelen – Beoordeling van de ontvlambaarheid van beklede meubelen met en smeulende sigaret als ontstekingsbron.
  • NEN EN 1021-2: Meubelen – Bepaling van de ontsteekbaarheid van beklede meubelen met een equivalent van de lucifervlam als ontstekingsbron.

Als gelijkwaardig mag bijvoorbeeld genoemd worden de EN ISO 12952 part 1-2 voor textiel (part 3-4 = beddengoed), de Duitse DIN 4102 klasse A of B die rekening houdt met alle eigenschappen met betrekking tot de reactie bij brand van materialen, zoals brandbaarheid/niet brandbaarheid, warmte vrijstelling, ontvlambaarheid, vlamuitbreiding snelheid aan het materiaaloppervlak en rookontwikkeling.
Een verwijzing naar bijvoorbeeld de Amerikaanse NFPA 260A of de British Standard 5852 part 2 Crib 5 is ook akkoord.