3.8.3 Beoordeling brandklasse gevel

De prestatie-eisen die gelden in het Bouwbesluit hebben betrekking op constructieonderdelen die grenzen aan de buitenlucht. Het gaat daarbij niet alleen om de buitenzijde van de gevelbeplating, maar ook om geveldelen die in een geventileerde spouw aanwezig zijn zoals de bevestigingsconstructie en isolatiemateriaal. De brandklasse dient niet van de afzonderlijke gevelonderdelen te worden bepaald, maar van de gehele gevelopbouw (over een diepte van 20 cm). Bij de bepaling van de brandklasse van een specifieke bestaande gevel, kan men op basis van beschikbare gegevens wellicht al tot een eerste conclusie komen.

Voorbeelden:

  1. Uit een test/classificatierapport volgt dat de gevelopbouw als geheel voldoet aan brandklasse B volgens NEN-EN 13501-1. Er wordt dan automatisch voldaan aan de prestatie-eis van het Bouwbesluit.
  2. Uit een test/classificatierapporten volgt dat de gevelbeplating en geveldelen in de geventileerde spouw ieder afzonderlijk voldoen aan brandklasse B. Er wordt dan niet automatisch voldaan aan de prestatie-eis van het Bouwbesluit. Een nadere beoordeling kan dan mogelijk alsnog tot de conclusie leiden dat de gevel voldoet.
  3. Uit een test/classificatierapport volgt alleen dat de gevelbeplating voldoet aan klasse B. Van de geveldelen in de spouw is de klasse niet bekend of dit heeft een lagere klasse dan B. Een nadere beoordeling kan dan mogelijk alsnog tot de conclusie leiden dat de gevel voldoet. Dit is echter minder waarschijnlijk dan bij 2.
  4. Er is geen test/classificatierapport beschikbaar. Een nadere beoordeling kan dan mogelijk alsnog tot de conclusie leiden dat de gevel voldoet.
  5. Uit een test/classificatierapport volgt dat de gevelbeplating een lagere klasse heeft dan klasse B. De gevel voldoet dan automatisch niet aan het Bouwbesluit.

Naar aanleiding van de brand 14 juni 2017 in de Grenfell Tower in Londen heeft de minister van BZK-gemeenten bij schrijven 30 november 2018 gevraagd om de meest risicovolle gebouwen in de gemeente te inventariseren en er vervolgens op toe te zien dat eigenaren van deze gebouwen onderzoek uitvoeren naar de brandveiligheid van de gevels en indien noodzakelijk maatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen.

Onder risicovolle gebouwen wordt verstaan gebouwen waarvan de buitenzijde niet uit baksteen of beton bestaat en daarnaast:

  • Vloeren van verblijfsgebieden heeft hoger gelegen dan 13 m boven meetniveau met een van de gebruiksfuncties:
    • gezondheidszorgfunctie met bedgebied,
    • woonfunctie voor zorg,
    • celfunctie, en/of
    • bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied.
  • Vloeren van verblijfsgebieden heeft hoger gelegen dan 20 m boven meetniveau in geval van:
    • woonfunctie
    • logiesfunctie

Voor een eerste conclusie kan de risicotool brandveiligheid gevels gehanteerd worden. Op basis van deze beoordeling worden gebouwen ingedeeld in de risico-categorieën rood, oranje, geel of groen. Indien een gebouw rood of oranje scoort betekent dit dat de eigenaar van het gebouw nader onderzoek moet (laten) uitvoeren of de gevels voldoen aan de minimale voorschriften als opgenomen in het Bouwbesluit.

figuur 27: In te vullen risicotool waaruit een eerste conclusie getrokken kan worden.

Bij een nader onderzoek (code oranje of rood) kan gebruik worden gemaakt van de de bij het Protocol (zie onder 3.2) behorende ‘Handreiking beoordeling brandveiligheid gevels’ (publicatie DGMR-bouw 6 feb 2019 in opdracht van Ministerie BZK). Vanwege het doel van de voorschriften dienen alle delen van de constructie grenzend aan de buitenlucht beschouwd te worden die in contact staan met de buitenlucht, goed bereikbaar zijn voor vlammen aan de buitenzijde van het gebouw en waarvan de verbranding ook bijdraagt aan de vlammen aan de buitenzijde. Dit betreft, naast het buitenste oppervlak van de gevel, vooral de vrije oppervlakken in geventileerde gevelspouwen. De meeste gevels zijn opgebouwd uit meerdere bouwproducten: buitenspouwblad, spouw, folie, isolatie, binnenspouwblad en bevestigingsmaterialen. De onderliggende lagen en constructies bepalen mee hoe hard de gehele gevelconstructie brandt. Die invloed kan positief zijn, door bijvoorbeeld warmte snel naar onbrandbare  onderlagen af te voeren, maar ook negatief, als gemakkelijk brandbare achterliggende producten bij de brand betrokken raken.

Voorbeelden:

Figuur 28: NIET AKKOORD: aluminium/kunststof waterslag valt weg bij brand
Figuur 29: WEL AKKOORD: houten kozijn vormt spouwafsluiting

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DGMR stelt terecht dat de gevaarlijkste gevels zijn de gevels met een slechte brandklasse over een groot aantal verdiepingen. Dat kan een erg brandbaar gevel-buitenoppervlak zijn, maar ook een verticaal doorlopende spouw met daarin veel gemakkelijk brandbare materialen. Een gevelbrand brengt in dat geval namelijk ruimten op een groot aantal verdiepingen vrijwel tegelijkertijd in gevaar. DGMR neemt in de Handreiking beoordeling brandveiligheid gevels voorbeelden op van gevelconstructies die wel en niet voldoen aan de vereiste brandklasse B.

Een aantal voorbeelden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 30: geen klasse B:

  • Stucwerk 10 mm (klasse A1-B), op wapening in 12 mm cementlaag, op EPS-isolatie;
  • Randafwerking isolatie door kunststof waterslag/zetwerk en kunststof stelkozijn/vensterbank;
  • Branddoorslagtraject door kunststof stelkozijn direct naar EPS of door kunststof zetwerk/waterslag heen.

Figuur 31: klasse B:

  • Randafwerking isolatie onbrandbaar en niet smeltend: boven: staal; negge: stucwerk om de hoek doorgezet;
  • EPS-isolatie onderbroken door 200 mm hoge steenwolstrook;
  • Houten stelkozijnen vertragen branddoorslag.

Alternatieven – klasse B:

  • Zoals figuur 30, maar steenwol in harde persing (dikker i.v.m. gelijke isolatiewaarde) i.p.v. EPS, of
  • Zoals figuur 31, maar klasse B PIR-isolatie zonder steenwolstrook i.p.v. EPS.

 

Figuur 32: geen klasse B:

  • Buitenblad van houten delen, aan buitenzijde brandvertragend gespoten;
  • Houten regelwerk (horizontaal + verticaal);
  • Folie in de spouw (dampopen folie; spouw aan twee zijden);
  • HSB-elementen met EPS-isolatie, op vloerrand onderbroken met steenwolstrook;
  • OSB-plaat aan spouwzijde HSB-element;
  • Spouwafsluiting door aluminium kozijn/waterslag/zetwerk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 33: klasse B:

  • Buitenblad onder druk brandvertragend geïmpregneerd en voorzien van topcoating tegen uitlogen (klasse B);
  • Klasse B-folie op vezelcementplaat (alleen spouw aan voorzijde folie);
  • Vezelcementplaat aan spouwzijde HSB- element;
  • Spouwafsluiting door houten kozijnen.

Alternatieven – klasse B. Wijzigingen t.o.v. figuur 32:

  • Vezelcementplaat aan spouwzijde HSB-element
  • Klasse B-folie op vezelcementplaat (alleen spouw aan voorzijde folie).
  • Houten regelwerk onder druk brandvertragend geïmpregneerd (klasse B).

Figuur 34: geen klasse B:

  • Dunne platen zink op houten latten- en regelwerk;
  • Folie in de spouw;
  • HSB-elementen met steenwolisolatie, op vloerrand onderbroken met steenwolstrook;
  • OSB-plaat aan spouwzijde HSB- element;
  • Spouwafsluiting door aluminium waterslag/zetwerk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 35: klasse B:

  • Zelfdragende plaat zink (slechts enkele houten stijlen).
  • Klasse B folie in de spouw.
  • Vezelcementplaat (klasse B) aan spouwzijde HSB-element.
  • Tijdelijke spouwafsluiting door houten stelkozijnen (de aluminium kozijnen zijn verder naar buiten geplaatst). ‘Tijdelijk’ door snel wegsmelten zinken toplaag.

Alternatieven – klasse B. Wijzigingen t.o.v. figuur 34:

  • Dunne platen zink op klasse A2 latten en houten regels.
error: Inhoud is beschermd.