De prestatie-eisen die gelden in het Bouwbesluit hebben betrekking op constructieonderdelen die grenzen aan de buitenlucht. Het gaat daarbij niet alleen om de buitenzijde van de gevelbeplating, maar ook om geveldelen die in een geventileerde spouw aanwezig zijn zoals de bevestigingsconstructie en isolatiemateriaal. De brandklasse dient niet van de afzonderlijke gevelonderdelen te worden bepaald, maar van de gehele gevelopbouw (over een diepte van 20 cm). Bij de bepaling van de brandklasse van een specifieke bestaande gevel, kan men op basis van beschikbare gegevens wellicht al tot een eerste conclusie komen.
Voorbeelden:
Naar aanleiding van de brand 14 juni 2017 in de Grenfell Tower in Londen heeft de minister van BZK-gemeenten bij schrijven 30 november 2018 gevraagd om de meest risicovolle gebouwen in de gemeente te inventariseren en er vervolgens op toe te zien dat eigenaren van deze gebouwen onderzoek uitvoeren naar de brandveiligheid van de gevels en indien noodzakelijk maatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen.
Onder risicovolle gebouwen wordt verstaan gebouwen waarvan de buitenzijde niet uit baksteen of beton bestaat en daarnaast:
Voor een eerste conclusie kan de risicotool brandveiligheid gevels gehanteerd worden. Op basis van deze beoordeling worden gebouwen ingedeeld in de risico-categorieën rood, oranje, geel of groen. Indien een gebouw rood of oranje scoort betekent dit dat de eigenaar van het gebouw nader onderzoek moet (laten) uitvoeren of de gevels voldoen aan de minimale voorschriften als opgenomen in het Bouwbesluit.
figuur 27: In te vullen risicotool waaruit een eerste conclusie getrokken kan worden.
Bij een nader onderzoek (code oranje of rood) kan gebruik worden gemaakt van de de bij het Protocol (zie onder 3.2) behorende ‘Handreiking beoordeling brandveiligheid gevels’ (publicatie DGMR-bouw 6 feb 2019 in opdracht van Ministerie BZK). Vanwege het doel van de voorschriften dienen alle delen van de constructie grenzend aan de buitenlucht beschouwd te worden die in contact staan met de buitenlucht, goed bereikbaar zijn voor vlammen aan de buitenzijde van het gebouw en waarvan de verbranding ook bijdraagt aan de vlammen aan de buitenzijde. Dit betreft, naast het buitenste oppervlak van de gevel, vooral de vrije oppervlakken in geventileerde gevelspouwen. De meeste gevels zijn opgebouwd uit meerdere bouwproducten: buitenspouwblad, spouw, folie, isolatie, binnenspouwblad en bevestigingsmaterialen. De onderliggende lagen en constructies bepalen mee hoe hard de gehele gevelconstructie brandt. Die invloed kan positief zijn, door bijvoorbeeld warmte snel naar onbrandbare onderlagen af te voeren, maar ook negatief, als gemakkelijk brandbare achterliggende producten bij de brand betrokken raken.
Voorbeelden:
DGMR stelt terecht dat de gevaarlijkste gevels zijn de gevels met een slechte brandklasse over een groot aantal verdiepingen. Dat kan een erg brandbaar gevel-buitenoppervlak zijn, maar ook een verticaal doorlopende spouw met daarin veel gemakkelijk brandbare materialen. Een gevelbrand brengt in dat geval namelijk ruimten op een groot aantal verdiepingen vrijwel tegelijkertijd in gevaar. DGMR neemt in de Handreiking beoordeling brandveiligheid gevels voorbeelden op van gevelconstructies die wel en niet voldoen aan de vereiste brandklasse B.
Een aantal voorbeelden:
Figuur 30: geen klasse B:
Figuur 31: klasse B:
Alternatieven – klasse B:
Figuur 32: geen klasse B:
Figuur 33: klasse B:
Alternatieven – klasse B. Wijzigingen t.o.v. figuur 32:
Figuur 34: geen klasse B:
Figuur 35: klasse B:
Alternatieven – klasse B. Wijzigingen t.o.v. figuur 34: