3.8.1 Toelichting stroomschema

ad 1: Indien voldoende scootmobiel plaatsen in algemene ruimten aanwezig zijn c.q. relatief gemakkelijk te realiseren zijn (eigen beleid gebouweigenaar) dient hiervan gebruik te worden gemaakt. Het betreft daarbij bestaande algemene ruimten die minimaal 30 minuten brandwerend van de woningen en verkeersruimten waar personen die de woningen ontvluchten van gebruik zullen / kunnen maken afgescheiden zijn. Bij nieuw te realiseren ruimten dient de brandwerendheid 60 minuten te bedragen. Indien een buitenruimte wordt gerealiseerd kan de brandwerendheid bereikt worden door de ruimte op een minimale afstand van 5 m van het woongebouw te plaatsen.

Het is overigens niet vereist dat de ruimte waarin de  scootmobielen staan c.q. opgeladen worden van alle omliggende ruimten brandwerend afgescheiden moet zijn. Zo mag het plaatsen van scootmobielen worden gecombineerd met een fietsenberging, een stallingsruimte van auto’s of een andere ruimte die brandwerend is afgescheiden van de woningen en bijbehorende vluchtroutes.

ad 2: Deze voorwaarde betekent onder meer dat het onder geen voorwaarde toegestaan is   om scootmobielen of andere hulpmiddelen met accu onder te brengen in portieketage flats. Woningen beschikken daar namelijk maar over één vluchtroute (het trappenhuis). In geval van een galerij- of corridorflat kan in de regel wel vanuit elke woning in 2 richtingen gevlucht worden. Indien sprake is van een besloten vluchtroute (corridor, besloten galerij) dan dient in beide richtingen binnen 30 m of:

  1. De uitgang van het gebouw te worden bereikt;
  2. In elk geval de vluchtroute door een andere ruimte te voeren.

Dit kan bijv. zijn het bereiken van een ander deel van de vluchtroute gelegen in dezelfde gang of het bereiken van een trappenhuis, in beide gevallen via het passeren van een rookwerkende zelfsluitende deur.

ad 3: Nadat de scootmobiel gestald is dient er in de vluchtroute een minimale netto breedte van 850 mm aanwezig te zijn. T.a.v. de netto breedte dient gemeten te worden vanaf het uiteinde van de scootmobiel tot aan de andere zijde aanwezige wand/deur. Bij het meten mogen alleen ondergeschikte vaste  inrichtingselementen buiten beschouwing worden gelaten. Te noemen zijn bijv. een deurklink, wandarmatuur of wandrailing. Ter plaatse van deze elementen dient in elk geval een netto-breedte van 750 mm aanwezig te zijn.

 

FIGUUR INVOEGEN

 

Figuur 20: minimaal vereiste resterende breedte vluchtroute

 

ad 4: Opdat een scootmobiel of ander elektrisch hulpmiddel een niet te groot obstakel vormt bij het vluchten dient een minimale afstand aanwezig te zijn van 750 mm t.o.v.:

  • een toegang van een woning;
  • een vluchttrappenhuis;
  • een deur die toegang geeft tot een gemeenschappelijke verblijfsruimte;
  • een liftdeur;
  • brandveiligheidsvoorzieningen (handbrandblusser, aansluitpunt droge stijgleiding, brandslanghaspel.

Onderlinge afstand tussen elektrische hulpmiddelen onderling of elektrische hulpmiddelen en meubilair (tenzij onbrandbaar) minimaal 2 m.

ad 5:    Elektrische hulpmiddelen dienen in een veilige omgeving te worden geplaatst. D.w.z. dat wanden en van de verkeersruimte waarin deze geplaatst zijn uit brandveilige materialen moeten bestaan. D.w.z. wanden, plafonds en vloeren uit steenachtig materiaal of vergelijkbaar. Denk aan tegels,  stucwerk, metselwerk, (deels) hardhouten betimmering) bij wanden en plafonds en tegels, een cementdekvloer, hardhouten delen, een gietvloer e.d. in geval van een vloer, bordes en traptreden. Een afwerking van bijv. PVC of tapijt (vloer) is akkoord indien aangetoond kan worden dat de brandklasse voldoet aan Cfl (cf. NEN 13501-1).

ad 6: De verkeersruimte waar het elektrisch hulpmiddel is geplaatst dient brandwerend (min 20 minuten) afgescheiden te zijn van de omliggende ruimten. Denk met name aan deurconstructies van woningen, toegangen tot algemene ruimten als bergruimten. Een uitzondering kan worden gemaakt voor ruimten waar de vuurlast en ontstekingsmiddelen zeer gering zijn zoals toilet- en badruimten, meterruimten, kleine poetskasten en vergelijkbare ruimten.

ad 7: De vluchtroute moet zowel voor personen die de woningen moeten ontvluchten als personen die hulp moeten bieden (reddings- en bluswerkzaamheden) voldoende vrij zijn van obstakels. Waar al obstakels zijn toegestaan, dient er in elk geval voor worden gezorgd dat deze obstakels aan één zijde van de vluchtruimte staan, oftewel één zijde vrij is van alle obstakels (met name meubilair, elektrische hulpmiddelen).

ad 8: Indien al elektrische hulpmiddelen toegestaan zijn (voldaan wordt aan voorgenoemde toets criteria), dan dient aanvullend aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • algemeen rookverbod / verbod open vuur (kaars, waxinelichtje e.d.)
  • aanwezigheid van een lithium (schuim)blusser minimaal 6 l.
  • gekoppelde detectie in de verkeersruimte (minimaal lithium 10 j batterij) waar elektrische hulpmiddelen aanwezig zijn. De rookmelders mag maximaal 5 m verwijderd zijn van de toegangsdeur van een op de verkeersruimte aangewezen woning. De detectie hoeft derhalve niet gekoppeld te worden aan de melders in de woning.
  • de verkeersruimte moet voldoende geventileerd zijn. D.w.z. minimaal 0,5 dm3/s per m2 oppervlakte. Stel de verkeersruimte heeft een oppervlakte van 1,6 m (breedte) x 30 m (lengte). In dat geval dus vereist een ventilatie van 15 l/s (54 m3/uur). D.w.z. bijv. toevoer natuurlijk = 54 x 12 = 648 cm2 en afvoer natuurlijk 54 x 10 = 540 cm2 of mechanisch 54 m3/u
  • de verkeersruimte moet voorzien zijn van noodverlichting. D.w.z. dat bij de uitval van elektriciteit binnen 15 sec een lichtsterkte van minimaal 1 lux gedurende minimaal 60 min op vloerniveau aanwezig moet zijn.
  • op de grond moet een markering aangebracht worden zodat duidelijk is waar de elektrische hulpmiddelen opgesteld mogen staan. Dit is ook in verband met handhaving gewenst. Indien er een elektrisch hulpmiddel buiten de markering aanwezig is, betekent dit per definitie dat deze niet toegestaan is.
  • geen voorwaarde maar indien mogelijk wel zéér belangrijk is om slechts de mogelijkheid te bieden om een elektrisch hulpmiddel in de gemeenschappelijke verkeersruimte slechts de mogelijkheid te bieden om tussen 7.30 ’s morgens en 22.30 ’s avonds de accu op te laden. D.w.z. met name in de tijd dat veel personen wakker zijn en derhalve zowel de ontdekkingstijd en vluchttijd beperkter is dan in de nachtelijke uren.

 

 

 

error: Inhoud is beschermd.