Indien er asbest in een woning aanwezig is, is er geen verplichting deze te verwijderen zolang de toepassing geen direct gevaar oplevert voor mens en milieu.
Het is dan ook van groot belang dat de woningstichting met behulp van een asbestinventarisatierapport een goed beeld kan vormen van de aanwezigheid van asbesttoepassingen in de woning of de vermoedens daarop. Enkel dan kunnen de juiste besluiten worden genomen omtrent welke asbest gesaneerd dient te worden en welke beheerst kan worden. Op deze wijze wordt de juiste kosten/baten balans gevonden voor het verkrijgen van veilige woningen.
Hieronder wordt er nader ingegaan op de volgende onderwerpen:
A. Asbestbranche en scheiden van taken
B. NPO/ mutatiewoningen
C. Klachtenonderhoud / BKT-renovatie
D. Renovatieprojecten
E. Sloopprojecten
F. Asbestbeleid en Asbestbeheersplan
G. Landelijk Asbestvolgsysteem
H. Innovatie en ontwikkeling
A. Asbestbranche en scheiden van taken
In het verleden (eind jaren 90, begin jaren 00) mocht een asbestsaneerder vooraf zijn eigen asbestonderzoek doen en naderhand ook zijn eigen vrijgaven. Niet geheel verrassend bleek dit niet de ideale werkwijze en leidde deze werkwijze geregeld tot onevenredige meer-werken of zelfs risicovolle situaties.
Er ontstond een sterke behoefte om de verschillende onderdelen te scheiden in verantwoordelijkheden maar ook in bedrijfsvoering. Het “3-delig stelsel” werd opgetuigd. In hoofdlijnen komt het neer op de volgende 3 onderdelen:
Onderdelen 1 en 3 mogen door hetzelfde bedrijf uitgevoerd worden.
Alle overige vereniging van functies of werkzaamheden binnen een en hetzelfde bedrijf zijn niet toegestaan. Theoretisch mag de partner van de eigenaar van een asbestsaneringsbedrijf niet de vrijgave uitvoeren, ook als is het onder functie van een ander bedrijf, op het project waar haar partner de sanering uitvoert.
In dit daglicht is het op zich vreemd dat de meeste gangbare werkwijze op dit moment is dat de saneerder voor een sanering in de meeste gevallen, voor eigen rekening en risico, het laboratorium inschakelt voor de vrijgaven / oplevering.
B. NPO mutatiewoningen
1. Deskresearch
Onderdeel van de asbestinventarisatie conform het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering is het verrichten van degelijke deskresearch, voorafgaande aan de daadwerkelijke asbestinventarisatie.
de volgende informatie draagt bij aan een kwalitatief goed asbestinventarisatierapport:
Informatie eenmalige door opdrachtgever (eigenaar) in databatch aangeleverd:
Informatie per woning bij individuele opdrachten aan te leveren:
2. Opdracht tot asbestinventarisaties
Het advies is om altijd tenminste de volledige woning visueel te laten onderzoeken. Op locatie aanwezig heeft het weinig zin om bijvoorbeeld enkel de keuken te inventariseren in verband met het aanbrengen van een nieuwe tegelvloer. Naast het feit dat hiermee zo veel mogelijk wordt voorkomen dat medewerkers, bewoners of derden onverwachts met asbest worden geconfronteerd in niet onderzochte ruimtes, krijgt de woningeigenaar op deze wijze op termijn een beter inzicht ten aanzien van de aanwezigheid van asbest in haar vastgoedportefeuille.
De volgende informatie draagt bij aan duidelijke/ voorspoedige opdrachtverstrekking:
3. Onderzoek (asbestinventarisatie)
Voor het uitvoeren van een asbestinventarisatie conform Procescertificaat asbestinventarisatie, wordt systematisch te werk gegaan. Voorafgaand aan het uitvoeren van het onderzoek wordt deskresearch uitgevoerd en worden de door opdrachtgever voorgenomen werkzaamheden beoordeeld. Aan de hand van de resultaten van deskresearch wordt een inspectieplan opgesteld. Met behulp van het inspectieplan wordt de locatie systematisch geïnspecteerd op de aanwezigheid van (in)direct-waarneembare asbestverdachte materialen.
Wordt bijvoorbeeld de keuken gerenoveerd, dan zal de onderzoeker boven eventuele (vaste) plafonds, onder (vaste) vloerafwerkingen, onder keukenblok en/of in eventuele aanwezige schachten. Het kan echter ook zijn dat bijvoorbeeld enkel het keukenblok wordt vervangen of enkel de tegelvloer. Hier wordt dan gelijk het belang van een zo nauwkeurig mogelijke beschreven opdracht aan het inventarisatiebedrijf duidelijk. Van belang is ook om te beschrijven welke zaken behouden blijven, zoals bijvoorbeeld tegel- en laminaatvloeren die ter overname zijn voor nieuwe huurder.
De onderzoeker dient indien dat noodzakelijk is enige destructieve handelingen verrichten om vast te stellen of onder, achter of boven materialen nog verdachte toepassingen aanwezig zijn. Denk hierbij aan bijvoorbeeld onder de tegelvloer en/of laminaat, boven een plafond in de keuken of achter de keukenplint. De onderzoeker dient dit uiteraard op een veilige manier te doen en probeert dit met zo min mogelijk schade uit te voeren.
Van de asbestverdachte materialen dienen in de meeste gevallen monsters genomen worden, mits de veiligheid van de onderzoeker niet in gevaar komt. Om met 100% zekerheid te kunnen stellen dat een verdachte toepassing asbesthoudend is dient een analyse van het materiaalmonster door een hiervoor geaccrediteerd laboratorium uitgevoerd te worden.
Medio 2020 is er vernieuwde aandacht gekomen voor asbesthoudende tegellijmen onder keramische vloertegels maar ook achter keramische wandtegels. Deze ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen, dat het gemiddelde aantal te nemen materiaalmonsters per woning is gestegen.
4. Rapportage
Na het afronden van het onderzoek dient het rapport te worden opgesteld.
Per bron tevens een risicobeoordeling voor gebruikers opgenomen waarbij aangegeven wordt:
5. bewoond vs. onbewoond
Het eenvoudigste is om woningen pas te laten inventariseren op het moment dat ze door de vertrekkende bewoners zijn opgeleverd (na eindopname). In de eerste plaats wordt overlast voor bewoner voorkomen, zeker op het moment dat er destructief onderzoek moet worden verricht. In de tweede plaats omdat er dan een beter en vollediger beeld kan worden verkregen van de woning en er geen zaken over het hoofd worden gezien als gevolg van de aanwezigheid van inrichting, vloerafwerkingen etc.
Vanuit het oogpunt van leegstandsbeperking is het gewenst om al in bewoonde toestand te inventariseren, namelijk na vooropname, maar voor eindopname. De kans is echter aanwezig dat gebouwonderdelen niet altijd in voldoende mate (destructief) onderzocht kunnen worden en dat terugkomst na eindopname noodzakelijk is. Daarnaast is een goede communicatie met de vertrekkende bewoner essentieel.
Om de inspanningen aan de zijde van de opdrachtgever en het inventarisatiebureau maximaal te laten renderen is het van belang om het proces na het opleveren van het rapport onderdeel te laten zijn van de efficiencyslag. Denk hierin aan de afspraken met saneerders en ketenpartners (bouw).
Wanneer het inventarisaties betreft ten behoeve van “klachtenonderhoud” in bewoonde staat spreekt het voor zich dat het onderzoek zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Op het moment dat het om bijvoorbeeld zaken gaat die direct het woongenot van de bewoner beïnvloeden, denk bijvoorbeeld aan lekkages, dient er nog sneller te worden geacteerd.
6. Procesvoorstel
Het streven moet zijn dat de asbestinventarisatie geen of weinig invloed heeft op de duur van de mutatieleegstand of de planning van de ketenpartners. Om dit te bereiken is het als eerste van belang om inzicht te hebben in het proces van asbest inventariseren.
Om te beginnen is een inventarisatiebureau verplicht om minimaal 1 volledige werkdag voor de inventarisatie een melding voor deze inventarisatie te doen bij haar certificerende instantie. In algemeen komt dit neer op een melding op 2de werkdag voor onderzoek.
Vervolgens heeft het inventarisatiebureau een aantal dagen nodig om hem in te plannen of een logisch moment, al dan niet gecombineerd met woningen/opdrachten in de buurt.
In het geval dat het onderzoek na de eindopname wordt uitgevoerd kan, mits de opdracht ruimt voor eindopname is aangeleverd, op de 5de tot 6de dag na eindopname de rapportage worden aangeleverd.
In het geval dat het onderzoek voor de eindopname wordt uitgevoerd zou met de asbest inventariseerder overeengekomen kunnen worden dat, mits de opdracht ruim op tijd wordt aangeleverd, de rapportage binnen 5 werkdagen voor eindopname wordt aangeleverd.
Doel is dan dat de saneerder met in achtneming van de sloopmeldingstermijn van max. 5 dagen, de dag na eindopname kan starten met de eventuele saneringen.
C. Klachtenonderhoud of BKT-renovaties
Voor klachtenonderhoud in bewoonde woningen zou in het algemeen dezelfde planning kunnen worden aangehouden als bij het mutatieproces waarbij na eindopname onderzoek wordt verricht.
D. Renovatieprojecten
In het algemeen betreft het hier projecten die op basis van offertetrajecten worden uitgezet.
Grootste uitdaging is altijd het wat en wanneer. Vaak is op voorhand nog niet helemaal duidelijk welke renovatiewerkzaamheden er gaan plaatsvinden en op welke wijze deze invloed zouden kunnen hebben op de eventuele asbesthoudende toepassingen.
Van belang is om altijd te beseffen dat er geen verplichting is tot het saneren van asbest zolang er geen risico’s zijn voor mens en milieu. Men dient uiteraard welk op enige wijze te voorkomen dat zaken onverhoopt kunnen worden beschadigd.
Advies is om in een vroeg stadium tenminste 2 woningen zo goed als mogelijk destructief te onderzoeken. Bij voorkeur uiteraard leegstaande woningen. Zijn er geen leegstaande woningen dan kan er vaak in samenwerking met een aannemer wordt worden zorggedragen voor (tijdelijke) herstelwerkzaamheden.
Op basis van deze proef kunnen vaak juiste begrotingen en planningen worden opgesteld voor het volledige project.
E. Sloopprojecten
Voor sloopprojecten geldt vaak hetzelfde als voor renovatieprojecten, met dien verstande dat het advies is om na de proefwoningen de overige woningen pas destructief te onderzoeken als ze leeg staan.
F. Asbestbeleid en Asbestbeheersplan
In het asbestbeheersplan staan de maatregelen die de onroerend goed eigenaar treft of nog moet treffen om voor de toekomst zonder gevaar het gebruik van het pand te waarborgen. Hierin kunnen gebruiksbeperkende maatregelen staan (zoals niet boren of bewerken), informatie die bij de gebruikers bekend moet zijn en wat men moet doen als door een ongeluk schade is ontstaan (noodplan).
Ook moet periodiek worden gecontroleerd wat de staat van het asbesthoudende materiaal is, en of onderhoud dan wel maatregelen nodig zijn. Asbesthoudend materiaal dat bij normaal gebruik van het gebouw beschadigd kan worden moet ten minste eenmaal per jaar worden gecontroleerd. Deze controle bestaat uit een visuele inspectie en indien nodig wordt aanvullend de lucht en/of het stof onderzocht. Aan de resultaten worden zo nodig acties gekoppeld (saneren of aanpassen van het asbestbeheersplan).
G. Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS)
Sinds 2017 is het voor inventariseerders en saneerders verplicht om alle werkzaamheden binnen de asbestketen vast te leggen in de webapplicatie LAVS (Landelijk Asbest Volg Systeem).
Het LAVS is een webapplicatie waarmee de verschillende ketenpartijen het proces van inventarisatie tot en met de stort van asbest volgen en registreren. De gegevens uit de asbestinventarisatie voeren wij in LAVS in.
LAVS zorgt ervoor dat opdrachtgevers, inventariseerders, verwijderaars en toezichthouders over dezelfde informatie beschikken. Opdrachtgevers kunnen in het LAVS alleen gecertificeerde inventariseerders en verwijderaars opdrachten geven. In het LAVS is alle informatie van een project toegankelijk voor alleen de betrokken partijen van dat project. Het LAVS bewaart de informatie om eventueel in de toekomst te gebruiken.
H. Innovatie en ontwikkeling
Krantenkoppen als “er worden miljarden teveel betaald voor sanering” zijn veelzeggend.
Al in 2018 is door de overheid geconstateerd dat het stelsel van asbestregelgeving een groot aantal knelpunten kent. Die knelpunten hebben vooral betrekking op de handhaafbaarheid en de eenduidigheid van asbestregelgeving. Daarnaast is geconcludeerd dat onder omstandigheden te weinig ruimte bestaat voor innovatie en dat asbestsanering vaak kostbaar is, zonder dat daadwerkelijk sprake is van een betere gezondheidsbescherming van werknemers. Sinds 2018 is een aantal maatregelen al doorgevoerd om de asbestregelgeving meer risicogericht en eenduidiger te maken, zoals de oprichting van het Validatie- en Innovatiepunt en het in balans brengen van de belangenvertegenwoordiging binnen Ascert.
In een Kamerbrief van 9 november 2020 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal verdere wijzigingen van het asbeststelsel aangekondigd:
1. Koppeling van het certificatievereiste aan type asbesttoepassing;
De certificatieplicht in geval van het werken met asbest zal niet langer afhankelijk zijn van de risicoklasse waarin gewerkt wordt, maar van de soort asbesttoepassing die wordt verwijderd. Dit heeft tot gevolg dat de asbesttoepassingen (met bijbehorende risico’s) die bij de betreffende toepassing horen, leidend worden voor de verplichting tot certificatie. De certificatieplicht zal gelden voor de asbesttoepassingen die potentieel tot hoge blootstelling aan asbestvezels kunnen leiden.
Volgens de Staatssecretaris wordt het instrument van certificatie hierdoor gerichter ingezet. Hierbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen zogenoemde “A-toepassingen” en “B-toepassingen”. Voor die laatste groep zal gelden dat een certificaat is verplicht. De B-toepassingen zullen worden gedefinieerd in de Arboregeling. De A-toepassingen zijn die toepassingen waarvan duidelijk is dat de blootstelling in het algemeen beperkt blijft (zelfs in geval van incidenten). Ondanks dat voor de verwijdering van A-toepassingen geen certificatieplicht geldt, blijft uiteraard vereist om deskundig te zijn en voldoende voorlichting en goede instructie te geven aan werknemers en aan strenge eisen te voldoen voor verwijdering van asbest.
Van belang is verder dat de klasse-indeling (risicoklasse 1 en risicoklasse 2) blijft bestaan. Ook de bijbehorende grenswaarden voor de klasseindeling blijven onveranderd. Voor het saneren in risicoklasse 2 blijven dus meer/strengere regels gelden dan in risicoklasse 1.
Als beheersmaatregelen worden genomen en het blootstellingsrisico wordt verlaagd tot onder de grenswaarde vervalt de certificatieplicht niet. Volgens de Staatssecretaris wordt hiermee een belangrijk knelpunt uit het huidige asbeststelsel weggenomen: ook al worden innovatieve maatregelen genomen waardoor in een voorliggend geval het blootstellingsrisico wordt verlaagd, dan zal dat geen gevolgen hebben voor de certificatieplicht. Ofwel, het omlaag brengen van het blootstellingsrisico als gevolg van innovatieve maatregelen, zal geen negatieve gevolgen hebben voor gecertificeerde asbestsaneringsbedrijven. Dit komt de vereiste deskundigheid bij het uitvoeren van asbestverwijdering (waar in potentie wél sprake kan zijn van hoge blootstellingsrisico’s) ten goede.
2. Meer risicogerichte benadering van de eindbeoordeling;
Ook de eindbeoordeling zal worden afgestemd op het te verwachten risico. Nu geldt dat bij risicoklasse 2 een eindbeoordeling moet worden gedaan door een onafhankelijke eindinspectie-instelling. Een onderdeel hiervan is de visuele inspectie en – bij saneringen in binnenruimtes – moeten ook nog metingen van asbest in de lucht worden gedaan. De voorgenomen wijziging houdt in dat het doen van luchtmetingen alleen nog vereist is in situaties waarin daadwerkelijk risico bestaat op overschrijding van de toetswaarde. Dit zal tot gevolg hebben dat er minder metingen worden gedaan. Daar staat tegenover dat er in meer gevallen een eindbeoordeling verplicht wordt gesteld. In geval van asbesttoepassingen die de potentie hebben om te leiden tot hoge blootstellingen (de zogenoemde B-toepassingen) wordt óók in risicoklasse 1 een onafhankelijke visuele eindbeoordeling verplicht gesteld.
3. Het harmoniseren van de uitzonderingen op de inventarisatieplicht en het toevoegen van enkele uitzonderingen;
In de consultatie zal een aantal andere wijzigingen worden meegenomen waardoor asbestregels duidelijker en eenduidiger worden omschreven. Dit zal de handhaafbaarheid van de asbestregels ten goede komen. Verder worden de uitzonderingen op de inventarisatieplicht in het Asbestverwijderingsbesluit en het Arbobesluit geharmoniseerd en worden enkele specifieke uitzonderingen voor telecombuizen en elektrische installaties toegevoegd. Bestaande uitzonderingen op de inventarisatieplicht zullen opnieuw tegen het licht worden gehouden. Verder zullen technische voorschriften met betrekking tot de werkwijzen op het gebied van asbestverwijdering (zoals opgenomen in het huidige certificatieschema) voor zover mogelijk uit de schema’s worden gehaald en opgenomen worden in de Arboregelgeving of handhavingsrichtlijnen. Deze wijzigingen zullen in een tweede wijziging van het Arbobesluit worden opgenomen.
4. Verankering van het instrument SMArt-ns in de regelgeving (SMArt nieuwe stijl).
Op dit moment is een digitaal instrument SMArt-ns in ontwikkeling dat het huidige SMArt instrument zal vervangen. Binnen SMArt worden asbesttoepassingen in risicoklassen ingedeeld. Alle gecertificeerde asbestinventarisatiebedrijven kunnen een SMArt uitdraai maken die vervolgens in een inventarisatierapport kan worden verwerkt. Het instrument zal volgens de Staatssecretaris verder bijdragen aan een risicogericht stelsel; hiermee kan het te verwachten blootstellingsniveau worden vastgesteld en de stand van de wetenschap worden verduidelijkt. Dat heeft mogelijk tot gevolg dat toepassing van SMArt-ns in een aantal gevallen het doen van metingen kan vervangen. In tegenstelling tot het huidige SMArt kan SMArt-ns naast de inventariseringsbedrijven ook worden geraadpleegd door saneringsbedrijven zodat deze hun verantwoordelijkheid om als werkgever de risico’s in kaart te brengen beter kunnen invullen.
Het vernieuwde SMArt-ns instrument moest uiterlijk 1 augustus 2021 worden opgeleverd.
Onduidelijk is wanneer SMART-ns daadwerkelijk in werking gaat treden.