11.4.2 Maatregelen die vastgoedeigenaren kunnen nemen

Naast het feit dat accu’s een behoorlijk gewicht hebben en daarom beoordeeld moet worden of en zo ja welke constructieve aanpassingen nodig zijn, is er t.a.v. de veiligheid een aantal aandachtspunten die overwogen kunnen worden.

 

Bouwkundig

  • Doorvoeringen in het gebouw die een brandcompartiment doorbreken, dienen weer opnieuw brandwerend te worden gemaakt.
  • Als niet vereist gelet op de hoogte overwegen om een droge stijgleiding ‘door te trekken’ tot het dak om in het bluswater voor de brandweer te voorzien. Er wordt geadviseerd om het debiet van de droge stijgleiding gelijk te laten zijn aan dat van een ondergrondse brandkraan: 800l/min.
  • Als het gebouw (inclusief het EOS) hoger dan vijftien meter is ten opzichte van andere bebouwing binnen een straal van 500 meter, wordt geadviseerd een goedgekeurde bliksembeveiliging te plaatsen.
  • Geadviseerd wordt de toegangsdeur tot het dak en tot het EOS minimaal één meter breed te maken.
  • Het EOS wordt geadviseerd zeszijdig, dus inclusief vloer, 60 minuten brandwerend te zijn.
  • Zorg voor een goede bereikbaarheid van het EOS. We adviseren het EOS vrij te laten staan (vijfzijdig bereikbaar). Als dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd in samenspraak met de veiligheidsregio te kijken welke maatregelen kunnen worden getroffen om tot een gelijkwaardig veiligheidsniveau te komen.

 

Installatietechnisch

  • Er wordt geadviseerd voor de elektrische installatie een positief keuringsrapport conform de SCIOS Scope 12 keuringsnorm te verkrijgen.
  • Geadviseerd wordt een compartimentering van de verschillende accupakketten toe te passen die 60 minuten brandwerend is. Hierdoor kan propagatie van de thermal runaway worden beperkt. Bijv. door het plaatsen van een kolom van stalen beplating rondom een set accu’s. In geval van een thermal runaway kan deze kolom dan gevuld worden met water door de hulpdiensten. Het langdurig koelen (met water) is immers de enige mogelijkheid om een thermal runaway tot stoppen te brengen. De gehele installatie vol laten lopen is daarbij geen mogelijkheid: de installatie zou door haar gewicht waarschijnlijk door het dak zakken. Uit veiligheidsoogpunt voor brandweerpersoneel kan overwogen worden de watertoevoer naar de accu compartimenten buiten de EOScontainer te plaatsen.
  • Geadviseerd wordt het proces zoals hierboven genoemd te automatiseren: als door de installatie wordt gedetecteerd dat een accu 5 graden Celsius onder het punt zit waarop deze in thermal runaway gaat, in de meeste gevallen betreft het 78 graden Celsius kerntemperatuur, dient het betreffende accucompartiment automatisch te worden gevuld met water. Hierbij wordt geadviseerd het water continu te verversen om de temperatuur van het water zo laag mogelijk te houden.
  • De EOS-container zou moeten beschikken over een mogelijkheid om het gebruikte blus of koelwater af te voeren, bijvoorbeeld met een directe aansluiting op de regenwaterafvoer. Hierdoor kan eveneens het overtollige koelwater, dat uit de hierboven genoemde accupakketcompartimenten loopt, de container verlaten.
  • Er wordt geadviseerd minimaal één klimaatregeling te hebben in de technische ruimte die de omgevingstemperatuur van het EOS binnen het door de leverancier aangegeven temperatuurbereik houdt.
  • De temperatuur van de accu’s dient binnen de grenswaarden van de leverancier te blijven. Geadviseerd wordt dat de accu’s in de EOS zichzelf ontladen tot minimaal 30% op het moment dat 80% van de temperatuurgrens waarop de BMS-noodstop in werking treedt, is bereikt. Het ontladen van de batterijen mag gebeuren met maximaal een keer nominale belasting conform de fabrieksopgave. Tevens wordt geadviseerd op 95% van de temperatuurgrens die de BMS-noodstop activeert de EOS te laten uitschakelen door de PLC-aansturing.
  • Als door de PLC of het BMS wordt geconstateerd dat er afwijkingen zijn in reguliere laad- en ontlaadpatronen en/of er grote temperatuurschommelingen die het veilig in gebruik houden van de installatie belemmeren, moet de betreffende accu of het EOS in zijn geheel zichzelf uitschakelen.
  • Een eventueel aanwezige PLC-aansturing van het systeem zou zo gebouwd moeten zijn dat in geval van een calamiteit waarbij de PLC uitvalt, de complete zonnepaneel / EOS installatie zichzelf uitschakelt.
  • Geadviseerd wordt het EOS door middel van een makkelijk te bereiken noodknop of een PLC automatisch en handmatig van het elektriciteitsnet af te kunnen koppelen. Een alarmlicht of -signaal moet aangeven of dit daadwerkelijk gebeurd is.

 

Organisatorisch

  • De locatie van de technische ruimte (EOS) mag in geval van brand geen vluchtweg belemmeren.
  • Geadviseerd wordt om het systeem een signaal aan een 24/7 bewaakte particuliere alarmcentrale (PAC) te laten doorgeven als de temperatuur van de installatie en de omgeving buiten de door de leverancier aangegeven specificaties komt, of als er sprake is van een storing in het koelingssysteem. Als er geen koppeling is met een bewaakte centrale, wordt geadviseerd dat het systeem de complexbeheerder in kennisstelt, zodat actie kan worden ondernomen. Als de beheerder constateert dat de storing het veilig in gebruik houden van de installatie belemmert, dan wordt aangeraden de betreffende accu of het EOS in zijn geheel uit te schakelen.
  • Geadviseerd wordt binnen één uur een vakbekwaam monteur (en beheerder) ter plaatse te laten komen om een diagnose van de storing te stellen en adequate maatregelen te treffen die het correct functioneren van de installatie waarborgen.
  • Informeer de betreffende veiligheidsregio over het EOS, inclusief situatietekeningen, en zorg voor het krijgen van een bevestiging dat deze informatie is aangekomen bij de veiligheidsregio.
  • Zorg voor een aanmeldbevestiging van het EOS bij de netbeheerder.

Plaats bij de ingang van het wooncomplex of bij het brandmeldpaneel én op de buurtbatterij waarschuwingstekens dat zich op het dak zonnepanelen bevinden.

error: Inhoud is beschermd.